In tijden van Corona zou ik me extra eenzaam en geïsoleerd kunnen voelen. Beperkter dan anders en afgesneden van de wereld en contacten met anderen. Nu voel ik mij in mijn vrijheid wel beperkt, want mijn quarantaine neem ik erg serieus. Maar geïsoleerd? Gek genoeg voel ik me juist meer verbonden. Want iedereen heeft hier mee te maken, niemand uitgezonderd.
In deze tijd begin ik te ontdekken dat ik met mijn aangeboren hartafwijking zelfs in mijn voordeel ben. Als kind ben ik beschermd opgevoed geweest en een bepaalde zelfstandigheid leer ik eigenlijk pas nu. Maar daarbij hoort ook dat ik al gewend ben aan hoe het is als je wereld kleiner is. De straat waarin we woonden en de ruime tuin van mijn ouders met de schommel helemaal achterin, waren in de zomermaanden genoeg om mij te kunnen vermaken. Met weinig kan ik dus tevreden zijn.
Waar ik ook zo blij van word, is dat ik het tempo van de wereld niet meer hoef te volgen. De wereld ligt stil en iedereen moet zijn tempo vertragen en stiller worden. Eindelijk ben ik geen uitzondering meer en hoef ik niet zo nodig van alles. De gezonde maatschappij is ziek en vitaal niet langer de norm. Ik mag er zijn, eindelijk!
Ik betrapte mezelf op dat ik dacht: nu kan de ‘gezonde’ mens eindelijk eens voelen hoe het is, het leven met een onzichtbare handicap. Het virus zie je niet, en toch moet je er rekening mee houden dat het er is. Je leven er aan aanpassen. In die zin, zijn wij, mensen met een aangeboren hartafwijking of andere beperking, in het voordeel. De aangeboren beperking komt nu eerder uit de bus als een aangeboren talent.
Maar meteen krijg ik een voorbeeld in mijn gezicht gesmeerd van iemand, die hoogstwaarschijnlijk gezond is en die niet wil voelen dat we in crisistijd zitten. Er komt een man aan als ik op mijn galerij dit stukje schrijf. Hij komt met ferme stappen mijn richting uit. “Wacht even”, zegt ik, “ wacht even!”, herhaal ik als hij niet luistert. In mijn haast schop ik een kopje om. “Schop de boel maar omver”, antwoordt hij. “Ach dat maakt niet uit, ik ruim dat zelf wel op”, zeg ik terwijl ik aan de kant spring en hij zich geërgerd langs mijn stoeltje maneuvreert. “Wees toch niet zo bang voor corona!” roept hij. “IK BEN HARTPATIENT!!”schreeuw ik en ik besef me dat ik dat nog nooit zo hard geroepen heb. “Oh”, hoor ik de man nog zeggen. Een paar buurmeisjes verderop nemen het voor me op en roepen dat hij een beetje respect moet hebben. Ik ben ineens helemaal van slag, maar besluit dat deze situatie gelijk in dit stukje terecht komt.
Dit moment laat toch maar weer zien hoe mensen omgaan met een handicap of ziekte. Sommigen schieten in de angst, anderen ontkennen het compleet, zoals deze buurman.
Deze tijd leert me om voor mezelf te staan en op te komen.
Maar ik voel wel de zwaarte van het moeten volhouden van deze isolatie, die ook weer geen isolatie is. Ik woon in een appartementencomplex op de eerste verdieping. Wil ik naar beneden, moet ik eerst een galerij over, dan het gebouw in, een lift in of trap af en dus allerlei dingen aanraken. Dat zou kunnen met handschoenen. Maar mocht iemand mij tegemoet komen, is er geen 1.5 meter ruimte om elkaar te passeren. Dus wat ik doe is wandelen op mijn galerij, dan ben ik ook buiten. Dit doe ik al een maand lang zo. Af en toe gaan mijn gedachten tollen: ben ik mijzelf niet aan het overbeschermen? Ben ik niet te strak en te streng voor mijzelf? Maar toch zegt iets dat krachtiger is in mij: ‘ik doe het zo en ik houd vol’. Met dat rare moment van net, is dat gevoel alleen nog maar sterker geworden.
De hulp die dagelijks komt, laat ik niet meer binnen, want zij komen ook bij andere mensen. Ik maak een kletsje door het keukenraam of over de telefoon. De schoonmaak doe ik zelf, evenals koken, de afwas, de was en mijn bed opmaken. Dan maar wat minder grondig, maar wel zo goed als ik kan. Deze tijd gebruik ik om het heft in eigen handen te nemen. Eindelijk heb ik meer regie over mijn eigen leven, iets wat ik zo graag wilde.
Maar dat gaat ook niet zomaar allemaal in mijn eentje. Er is iemand die mij dagelijks belt, naast mijn ouders en dat is mijn lerares. Ze geeft yoga, ademtraining en dagelijkse coaching. Want ook al ontdek ik mijn zelfstandigheid, voel ik me meer onderdeel van een groter geheel dan anders en zie ik zeker de positieve gevolgen, het blijft een moeilijke tijd. Alleen al de druk die ik op mijn schouders voel rusten, omdat ik dit virus ‘beslist niet mag krijgen’, is al reden genoeg voor dagelijkse ondersteuning. De yogalessen die eerder bij mij thuis plaatsvonden, gaan nu allemaal via skype en nu kan ik meer lessen volgen. Drie avonden per week ben ik nu onder de pannen voor Skype-yoga en een meditatie-avond. Het ondersteunt me om onderdeel te kunnen zijn van een groep. Om gelijk te zijn aan de anderen. Niet alleen ík kan nergens heen, niemand kan gaan en staan waar hij wil.
Het verdiepen van mijn innerlijke oefening neem ik nu ook serieuzer. Ik sta vroeg op, doe wat yoga op mijn balkon, mediteer, ontbijt en ga daarna schilderen. Alle weggevallen activiteiten geven me meer ruimte voor mijn eigen werk, mijn kunst. Ik maak een portret van Teresa van Avila, een Spaanse non uit de 16e eeuw. Nu leef ik een beetje zoals zij. Haar heb ik in het schilderij mijn hart gegeven, dat nu een Heilig Hart is geworden, zoals op religieuze afbeeldingen.
Ook besef ik hoe belangrijk het is dat ik heb geleerd over lichaamsbewustzijn en hoe je ademhaling je daarbij ondersteunt. Voelen hoe je zit of ligt, je bewust zijn van je omgeving en voelen dat er adem, dus leven en energie door je heen stroomt. Door oefeningen uit de kasjmir-yoga leerde ik voelen dat het lichaam een meer universele energie kan ontvangen. Je kan deze voelen met elk soort lichaam, of deze nou gezond is of niet. Het geeft mij ook het inzicht dat ik veel meer ben dan dit lichaam alleen. Deze energie is groter dan jezelf kan je kamer vullen, je huis, je straat, je stad, de hele wereld. Je blaast langzaam uit en je stuurt die adem en energie naar je dierbaren, de zieken, de zorgmedewerkers, en iedereen die extra kracht nodig heeft.
We zijn gelijk, meer dan anders. We zijn allemaal mens en dit virus laat dat zien. Het laat ook zien waar de ongelijkheden zitten. Hoe de maatschappij omgaat met gehandicapten, ouderen, asielzoekers, maar ook met onze aarde en het milieu. We worden wakker geschud door stilte. En de natuur krijgt eindelijk haar stem terug, die wij niet eens meer hoorden.
Het zal mij niets verbazen als ik later terug zal kijken op deze periode als de meest vruchtbare uit mijn leven, waarin ik veel heb geleerd over mijzelf en mijn eigen kunnen. De kwaliteit van mijn leven gaat er nu niet op achteruit. Ik besef wat ik heb en dat dat heel veel is. De zin die nu bij me opkomt en ergens had gelezen is: ‘it is not a punishment, it’s a training’. Zo zie ik deze periode voor mijzelf.
De corona is ook de stralenkrans van de zon die achter de maan langs schijnt bij een zonsverduistering: in deze tijd komt het licht niet door de duisternis heen, maar het schijnt er wel langs. Angst mag er zijn, maar het licht is er ook. Houd vol en blijf gezond!